De stilte meldt zich.
Op subtiele wijze
raakt ze mij aan.
Waar was je.
Al die maanden.
Ik heb gewacht.
Dat je me zou horen.
Tot ik je zou horen.
Ik heb gewacht.
Tot je sprak.
Ik voel me gepakt
en beladen.
Ik heb gewacht.
Ik heb gewacht.
De warmte raakt mijn spieren aan
zoals de kat een koprol maakt
op de badmat
als ik hem ’s ochtends bij het opstaan
over zijn vachtje aai.
Ik laat alles in mijn lijf vandaag
zeggen wat het zeggen wil.
Hou me vast
al ben ik prikkeldraad
laat me los
en laat me waaien.
Dank
voor het wakker worden na de nacht.
Ik zak door mijn pootjes
als ontbijt,
de thermostaat vraagt
om een spinnende dag.
Door het rubber van mijn laarzen
stroomt de energie van de aarde
mijn lichaam binnen.
Rondom mij, kou, zon
en lucht die ook in de tent
de huid rozig maakt.
Ze rookt een sigaret,
haar schoenen op een stuk hout,
de veters los langs haar gympen.
Haar ogen groot en mild,
haar ziel van onschatbare waarde.
We drinken
wijn, thee en bier
en we zien hoe tegen alle adviezen in
het leven precies dat geeft
wat we vragen.
Mijn hart ademt
alle elementen in.
Het was muisstil en toch werd er geschreeuwd.
Over eerlijk en oneerlijk
over omgaan met elkaar.
Ik incasseerde de zinnen
en wist
hier hoef ik niet boven of onder te staan.
Ik hoef alleen maar te voelen
hoe ik onderga.
De woorden sneden
scherp mijn voorkant,
en boterzacht mijn achterkant.
Een scherpe lijn van mijn hoofd naar mijn tenen,
mijn lijf in tweeën
het ene stuk de aarde in,
het andere naar boven.
Ik wist.
De wond was de weg
en de weg lag nog nooit zo open.
© Riekie Weijman
‘Jouw hoofd leert je naar je lijf te gaan.’
Ik heb het vaker gehoord,
en toch, ik schrik,
en zoek woorden om te vragen of ze mijn hoofd wel snapt.
Dat denken heeft me wel tot hier gebracht.
Tot hier, ja.
Ik sluit even mijn ogen.
Het lopen. Het rennen. Naar en van.
De stofwolk achter me,
in de haast was ik vergeten
het pad te geven waar het recht op had.
Water aan de regen.
Als ik in maanden tel,
staat de kat weer wat hoger op de poten.
Als ik in weken tel,
weet ik niet van einde en begin.
als ik de dagen…
De weerman nam het woord ‘lente’ in de mond
vandaag, op het achtuurjournaal.
Hoeveel uur sliep ik vannacht en
wanneer zag ik je voor het laatst?
Stof.
Wie telt, valt af.
Mijn hoofd kraakt.
Niet geschikt voor zielenvragen.
De bedoeling
komt met overgave.
Betraand en onverwacht.
© Riekie Weijman
‘En dan’, zei ze,
‘zijn er nog een paar mensen die ik nooit zie.’
Ik zei niks en snapte dat.
We keken naar het scherm,
de mensen in de zaal,
een plek waar we ooit nooit dood gevonden zouden worden.
Inmiddels hielden we er andere standaarden op na.
Levend kon.
‘En dat zijn toch vrienden.’
Ik knikte. Niemand die het zag.
Een reclame, iets over een bioscoopbon,
vliegreisjes naar de zon.
In mijn vliegreis winterde het.
Dwarrelend, gestaag,
de sneeuw bleef maar liggen,
liefde vlokte door mijn hart.
© Riekie Weijman