Toen ik in de ogen van de hond keek,
zag ik de ogen van de dichter.
Hij kwam nog eenmaal langs.
Donkere pupillen,
zwarte ogen in een zwarte kop.
Hij, met zijn baasje langs het voetbalveld.
Ik, met de timer om mijn pols
klaar om de afstand te meten.
De woorden van de hond
zaten verborgen
in het moment dat we normaal gesproken
weg zouden kijken.
Maar nu
onze hoofden
naar elkaar toe bogen.
Ik zag jou.
Ik zag jou ook.
Geef een antwoord