In mijn hart
heb ik je wat jaren
achter een luikje gestopt.
Het leek er donker, misschien.
Maar de kieren hebben het zonlicht
altijd doorgelaten.
Ik zocht je op, soms
na elven ’s avonds
als een klein verlangen
het won
in de stilte van de nacht.
En dan dacht ik ’s ochtends
dat het goed was, zo.
Nu verbeeld ik me steeds vaker
grappen
en kunst
die we samen hadden kunnen maken.
Het roept de vraag op
welk deel iets zegt over toen
en welk deel over later.
Geef een antwoord