‘Alleen maar’, zei ze,
‘het voelt alleen maar even
als water dat stilstaat.’
Ik zag het langzaam troebel worden
in haar ogen.
Op de oever rolde een kar
achter de boer aan. De man trok
met bolle rug, de oude spieren gespannen.
Zo deed hij het al zestig jaar.
Met haar laarzen perste ze het water
een weg uit de drek
naar boven.
‘Kom daar maar eens los van’
zei ze.
De boer schoof de kar in het gras
kuierde zijn klompen naar de mat.
De hond met de poten onder de kop,
een bloemetjesschort had de kost gaar.
Geef een antwoord