Als ik straks toch tierend
mijn armen uit hun kommen zwoeg
op die houten vloer, met schuurpapier of een -machine,
wie zal het weten, ik niet,
ik heb nog nooit een houten vloer gepoetst
en al helemaal niet met jou.
Geef je dan een knipoog
stuur je ‘m liefdevol door de lucht
waarop ik een beetje schuchter buk,
even over mijn schouder kijk
maar hij is voor mij.
Je zei al voordat je hier een stap binnen zette
pas maar op,
straks snij je je
in die schrijvende vingers van je.
En ik deed het toch.
Ergens willen wonen heeft een prijs.
Je zei zelf
je moet niet denken
dat je alles wat je echt wil
ook kunt krijgen.
Maar het meeste wel.
Geef een antwoord