En terwijl de dagen
donkerder zijn
dan andere jaren,
de gesprekken korter
heviger misschien
en de mensen
zich vroeger verschuilen
in de eigen huizen,
valt het blad.
Zoals het altijd heeft gedaan,
traag, doelbewust,
met eeuwenoude verhalen.
En terwijl de dagen
donkerder zijn
dan andere jaren,
de gesprekken korter
heviger misschien
en de mensen
zich vroeger verschuilen
in de eigen huizen,
valt het blad.
Zoals het altijd heeft gedaan,
traag, doelbewust,
met eeuwenoude verhalen.

In mijn hart
heb ik je wat jaren
achter een luikje gestopt.
Het leek er donker, misschien.
Maar de kieren hebben het zonlicht
altijd doorgelaten.
Ik zocht je op, soms
na elven ’s avonds
als een klein verlangen
het won
in de stilte van de nacht.
En dan dacht ik ’s ochtends
dat het goed was, zo.
Nu verbeeld ik me steeds vaker
grappen
en kunst
die we samen hadden kunnen maken.
Het roept de vraag op
welk deel iets zegt over toen
en welk deel over later.
Misschien ga ik je wel ontmoeten,
als jouw wereld een beetje dichter bij
de mijne is.
Tik je me even op de schouder,
en als ik dan links kijk
sta jij rechts
mij stiekem uit te lachen
zonder dat ik daar ook maar iets van hoor.
Zullen we dan afspreken dat je
even met de lampen knippert
kort lang kort,
kort kort lang,
of een ander ritme
dat we allebei begrijpen
zonder dat ik bang
of verdrietig wordt?
Misschien ontmoet je mij wel
als ik op de wc zit
of als ik slaap
en niet bereikbaar ben.
Wil je dan even doorgeven
wil je dan even doorgeven,
ja, wil je dan even doorgeven
dat ik jullie zo graag
even zou knuffelen?
‘Zou je willen weten waar iedereen is?’
‘Ja’, zei hij.
Want dan kon hij bepalen hoe zijn vakantie afstak
tegen alle andere wereld- of thuisblijf-reizen.
Niet dat het daar leuker van werd.
Maar toch.

Hier woont de kunst
om stilte kleur te geven.
Precies de bloesem
die met haar roze glans
het pand
nog hoger maakt.
Het Perzisch tapijt zweeft erdoor
vijf centimeter boven de vloer.
Deze plek doet niet,
maar is.
Het staart en streept,
en leunt
met wijn of thee
tegen dat wat nog gaat komen.
Hier wint niets
van groot of klein,
maar ontmoet het ego de ziel
in een nieuwe werkelijkheid.
Onze koude voeten werden warm gehouden
door de hond.
Ze verhoogde de temperatuur aan mijn tenen
met tenminste 7 graden
naar net
boven het vriespunt.
Als zij zich omdraaide
schoof mijn kussen automatisch
het gordijn een stukje opzij.
Maar dat waren geen dingen
waar wij op dat moment van wakker lagen.
Er ontsnapten wolkjes als ik praatte.
En ook als ik huilde
van geluk.
Het ijsberenvest dat ik droeg
maakte het toch al krappe bed
nog een stukje kleiner.
Er liep iemand op het gras voorbij.
Ik stootte mijn elleboog.
En zestig keer mijn hoofd.
Ik voelde me nog nooit zo vrij.
Ik vergiste me door te denken
dat het in de woonboerderij beter was.
De vloer mooier,
het hout robuuster,
de laarzen viezer.
Met kinderstemmetjes in zelfgemaakte hutten
dierenlijfjes op schapenvachten
en de thee op vintage-gescoorde spullen.
Alsof de poes
gekruld op onze bank,
of de hond
met de kop op de rand van de mand,
ooit een ontevreden gevoel had gehad.

Ik huilde al voordat ik het cadeau had uitgepakt.
Niet om wat er in zat.
Maar omdat we dat helemaal niet afgesproken hadden,
een gedicht,
mooi papier,
zachte ogen in een zelfverzekerde oogopslag
en dan ook nog dat boek
dat met stip
bovenaan mijn niet-bestaande verlanglijst stond.
Toen ik de woorden las,
dacht ik dat ik in Amsterdam,
of New York was.
Of ergens ver in de wildernis
waar ze blijkbaar
dit soort mooie woorden schreven.
Toen kwam ik terug
en zei ik dankjewel.
De kunst van het ontvangen
zit ‘m in de kunst van het geven.
Gedicht: Riekie Weijman
‘Soms ben ik bang dat
jullie door zullen krijgen
dat ik maar gewoon ben,’
zei de jongen.
‘Voor liefde hoef je niet
buitengewoon te zijn,’
zei de mol.
Uit: De jongen, de mol, de vos en het paard
– Charlie Mackesy